Broken Body is a sculpture from the series of artworks titled Glondong’s Suitcase. In my imagination, I have returned to a poignant event during the Indonesian War of Independence in 1947: the landing of the marines at Glondong’s. I am reshaping these events by giving a different twist to the story.
I retrieve lost body parts from white crates, and masonry them together, serving as both the base and top of a body. In a symbolic manner, I am resurrecting the fallen. I hope that the attention and care I needed while creating this sculpture can retroactively offer solace to the victims of violence. It matters that they feel seen and understood in their injustice and that they can move forward with their lives.
In response to this event, I created the artwork “Broken Body” in 2010. This process helped me shed the heavy burden of this event and gain an understanding of the grief and unresolved emotions of my father, which he himself couldn’t process, and which we, as his descendants, unconsciously carried with us. By staring the beast in the eyes, I can finally leave it behind me.
Gebroken Lichaam is een sculptuur uit de serie beelden Koffer van Glondong. In mijn verbeelding ben ik teruggekeerd naar een aangrijpende gebeurtenis tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog in 1947: de landing van de mariniers bij Glondong. Ik geef deze gebeurtenissen een nieuwe draai. Ik haal verloren lichaamsdelen uit witte kisten en metsel ze in elkaar, waarbij ze dienen als het onderstel en bovenstel van een lichaam. Op symbolische wijze breng ik de gesneuvelden weer tot leven. Ik hoop dat de aandacht en zorg die ik besteedde aan het maken van dit beeld troost kan bieden aan de slachtoffers van geweld, dat zij zich gezien en begrepen voelen in hun onrecht en weer verder kunnen met hun leven.
In 2010 heb ik het kunstwerk “Gebroken Lichaam” gecreëerd. Dit proces heeft me geholpen om de zware last van deze gebeurtenis van me af te werpen en begrip te krijgen voor het verdriet en de onverwerkte emoties van mijn vader, die hijzelf niet kon verwerken en die wij als zijn nakomelingen onbewust met ons meedroegen. Door recht in de ogen van het beest te kijken, kan ik het nu eindelijk achter me laten.
Publicatie van Pauline Broekema heeft onderstaande bericht bij de NOS op de site gestaan.
De vader die zijn ziel verloor in Indië
Negentien jaar oud was mijn vader in 1946 toen hij als dienstplichtige werd opgeroepen. Nederland had militairen nodig voor deelname aan de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. De Nederlandse soldaat zou er orde en veiligheid komen brengen, na de Japanse capitulatie en alles op alles zetten om Indonesië als kolonie te behouden. Politionele acties noemden ze het in die tijd. Niet wetend wat hem boven het hoofd hing en loyaal aan Nederland is mijn vader gegaan. Onder het mom deel te gaan nemen aan politionele acties, kwam mijn vader in een oorlog terecht waarop hij niet was voorbereid. Mijn vader is heelhuids thuis gekomen. Dat ik dat letterlijk moest nemen heb ik pas veel later geleerd.
Mijn vader trouwde pas tegen zijn 40ste en wij werden in de jaren 60 geboren. Toen we nog jonge kinderen waren bekeken we wel eens zijn marinespelden die in een doosje lagen en ook zijn foto’s. Dan vroegen we er naar, maar hij vertelde er nooit iets over en wij dachten dat het om een soort sportwedstrijd was gegaan. We waren te jong om te begrijpen wat daar gebeurd was. Hij overleed op 58 jarige leeftijd en wij, ik en mijn twee zussen, waren toen dertien, zeventien en negentien jaren oud.
De familiejaren die we samen met hem hebben doorgebracht stonden in het teken van zijn onmacht. Voor ons was dat gewoon en hoorde bij mijn vader. Hij stond onverschillig tegenover mij en mijn zussen. Een naargeestig soort dreiging ging van hem uit. Ik herinner me hem als depressief, apathisch en paniekerig. Daar waar mogelijk ontweek ik hem. Bij het kleinste beroep dat wij op hem deden raakte hij in paniek en sloeg hij met zijn grote handen waar hij kon. Meestal, of eigenlijk altijd, sloeg hij mis en werd nog bozer. Hij sloeg mis omdat hij fysiek onevenwichtig en vaak zelfs kwetsbaar was. Wanneer het buiten glad was moesten wij mijn vader gaan halen van zijn werk omdat hij, zo’n 50 jaren oud, niet in staat was goed op eigen benen te staan. Hij dronk veel, dat maakte hem nog driftiger en onvoorspelbaar. Dat alles hoorde bij mijn vader en toen hij stierf was er vooral ook een soort opluchting zijn last niet meer te hoeven dragen.
Tropenkolder werd het genoemd, mannen die ontspoord terugkwamen uit Indonesië. Wij hebben nooit geweten dat het tropenkolder was, nog wat dat was. Het is geen bewust onderdeel van ons leven geweest. Het is ook niet ter sprake gekomen in ons gezin, al helemaal niet van buitenaf. Tegenwoordig zou je het een posttraumatische stressstoornis PTSS noemen, waar mijn vader aan leed en wordt het herkend en vindt ook behandeling plaats van veteranen die beschadigd terugkomen van militaire missies. Missies die geen van allen ook maar in de schaduw kunnen staan van de intensiteit van de oorlog in Indonesië.
De prijs die we als gezin betaald hebben is niet in woorden uit te drukken. Mijn moeder heeft zich van mijn vader afgekeerd omdat ze zijn leed niet kon dragen. Ze heeft hem tot het einde toe verzorgd, maar de prijs die ze moest betalen om zijn liefde te kunnen blijven was niet op te brengen. Als kind was ik aan mijzelf overgeleverd, met een vader die dringend hulp nodig had, een hulpvraag die wij bij lange na niet in konden vullen. Hulp echter die je als kind aan je vader geeft, vanuit een naïeve intuïtie en voorbij een grens die menselijkerwijze mogelijk is. Daarnaast overleef je op je eigen manier. Ik door hem te bespotten, zo een reactie uit te lokken, om dan weg te springen en vol spanning en adrenaline weer net aan zijn grote handen te ontsnappen. Altijd, altijd, maar dan ook altijd ben ik uit zijn buurt gebleven omdat hij gevaarlijk was. Verder leefde ik zomers met mijn vrienden op straat. s ‘Winters zat ik binnen, en was ik depressief, regelmatig ziek en blij met de eerste zonnestralen die aangaven dat ik weer naar buiten mocht.
Mijn vader is ziek geworden en gestorven. Een oude man van 58 jaren, kapot, zijn ziel zoek geraakt in Indonesië en onbereikbaar voor diegenen die van hem hielden. Achteraf was hij al kapot voordat hij met mijn moeder trouwde, al onbereikbaar voor diegenen die van hem hielden.
Mijn moeder is nog jonger gestorven, 52 jaren, veel te jong. Het onvermogen dat daar aan vooraf is gegaan vindt via mijn vader, voor een belangrijk deel, haar wortels in Indonesië.
Pas recent is de volle impact van zijn tijd in Indonesië voor mij duidelijker geworden. Het gezin waarin ik ben opgegroeid heeft die last gedragen. Mijn jeugd is er door gemankeerd. Mijn ouders zijn er alle twee aan onderdoor gegaan en hun onvermogen is onderdeel van ons geworden. Gelukkig zijn ik en mijn zussen sterk genoeg om ons eigen leven te dragen, maar het gevecht om te overleven duurt al lang en wordt deels nog dagelijks gevoerd.
Nu, na jaren pas, komt met het inzicht ook de pijn terug. En de pijn zet zich om in woede. Woede over zoveel wat niet besproken is, niet bespreekbaar was. Woede over het verzwijgen van wat er werkelijk gebeurde in Indonesië, wat mijn vader en al die andere Nederlandse soldaten daar moesten doen en gedaan hebben. Woede over het gezuiverde beeld van onze oorlog dat in Nederland zelf verteld werd, over de ontkenning van het werkelijke gezicht van de Indonesië oorlog, over de druk die breed is uitgeoefend om tot heel lang na 1949 een oppervlakkig beeld van onze Indonesië oorlog in stand te houden.
De Nederlandse staat heeft nog een rol te vervullen in het geven van een rechtmatige plaats van onze Indonesië oorlog in het beeld dat wij van ons land hebben, het land waarvoor mijn vader heeft gevochten. Zij heeft een rol te vervullen om die strijd ook een plek te geven in ons hart, zodat ook ons hart tot rust mag komen. Mijn vader, de opa van mijn kinderen, is door op te komen voor zijn nummer, door in Indonesië mee te vechten als marinier, loyaal geweest aan Nederland. Hij heeft zijn plicht vervuld. Dit staat in schril contrast met de pijn en het onvermogen, als gevolg daarvan, waarin ik ben opgegroeid. Het minste dat gedaan kan worden is zorg te dragen voor erkenning. En erkenning kan alleen echt tot stand komen als de pijn ook ten volle zichtbaar mag worden. Onderdeel van die pijn zijn niet alleen de strijd, het onnodig zijn van de oorlog, maar ook de wreedheden en de schaamte die daar het gevolg van was.
Nog steeds is het zo, dat er veel moet gebeuren voordat die volwaardige erkenning van strijd, pijn en schaamte rond onze Indonesië oorlog zijn plaats kan krijgen in het volle daglicht van het Nederland van nu. Mijn vader, mijn moeder, mijn zussen en ikzelf hebben recht op die erkenning. En Nederland heeft het recht om zijn eigen pijn in de ogen te mogen kijken.
Naar aanleiding van deze gebeurtenis heb ik in 2010 het kunstwerk “Gebroken Lichaam” gecreëerd. Dit proces heeft me geholpen om de zware last van deze gebeurtenis van me af te werpen en begrip te krijgen voor het verdriet en de onverwerkte emoties van mijn vader, die hijzelf niet kon verwerken en die wij als zijn nakomelingen onbewust met ons meedroegen. Door recht in de ogen van het beest te kijken, kan ik het nu eindelijk achter me laten